De koningin van de keukentafel neemt afscheid
Een tijdje geleden werd ik uitgenodigd om iets te schrijven over het werk van de kunstenares Marlieke Overmeer. En wel door de kunstenares zelf. Tijdens een kopje koffie in mijn thuisstad Nijmegen vertelde Marlieke waar ze al een aantal jaren mee bezig was geweest. Theemutsen. Ik had geen idee wat dat waren. Het bleken een soort ovenhandschoenen voor theepotten te zijn, die de thee warm moesten houden.
Marlieke was jaren geleden begonnen met het verzamelen van theemutsen, die in het kunstproject Verschijnsel Theemuts in verband werden gebracht met moederschap en kunstenaarschap, en met ieders binnen en buitenwereld. Marlieke bewerkte van 2000 tot 2004 theemutsen, die ze mooi en spannend maakte als een aantrekkelijke vrouw, maar het omvormen van het gebruiksvoorwerp theemuts naar een trots pronkstuk bleek ‘the road to nowhere’. De ontwikkeling van de theemuts stopte. Het lelijke, of toch ten minste wat saaie eendje, was een mooie zwaan geworden. Daar hoefde niets meer aan gedaan te worden.
Maar de tijd stond niet stil. De theemuts leefde niet lang en gelukkig, zoals Sjak Habets schreef, maar verouderde, sleet langzaam haar sierlaag weg, raakte beschadigd of bevlekt, en werd langzaamaan oud, zoals ook een mens oud wordt.
Ondertussen, inmiddels ruim tien jaar later, kwam Marlieke op het punt waarop ze zich afvroeg wat ze nu eigenlijk moest doen met de verzamelde en versierde theemutsen. Ze vroeg advies, kreeg de tip de hele handel maar in de Waal te gooien, overwoog dit, want dit zou een symbolisch afscheid van haar geliefde theemutsenproject kunnen voorstellen (theemutsen die langzaam maar zeker uit het zicht wegdrijven), maar ze besloot uiteindelijk toch anders. Inmiddels doorzag ze de weg die haar theemutsen moesten gaan. Na de glorieuze opkomst, kwam nu de onvermijdelijke ondergang. Wat mooi is, moet lelijk worden. Want alles verandert constant, niets blijft voor altijd, niets is perfect, niets is volmaakt.
De theemutsen werden door haarzelf ontmanteld. De opgebouwde verzameling werd afgebroken, iedere theemuts werd uit elkaar gehaald. De theemuts werd weer haar tegendeel. Van lelijk eendje, naar mooie zwaan, en weer terug naar lelijk, oud en afgeleefd. En ineens bleek, net als bij mensen, dat schoonheid niet gebonden is aan de buitenkant. Het innerlijk, de essentie, de persoonlijkheid blijft stralen, alleen nu op een andere manier. Rustiger, wijzer en waardiger.
De meest geslaagde opengesneden of anderszins uiteen gehaalde theemutsen waren te zien op Marliekes solotentoonstelling in Nijmegen. Een boek verscheen, dat nu getuigt van deze laatste omhelzing van Marlieke met de theemuts.
Soms komen twee lijnen in iemands leven toevallig bij elkaar. Ik zou een stuk gaan schrijven over Marliekes werk, en terwijl dit plan in mijn achterhoofd sudderde, begon iemand op mijn werk over, jawel, een theemuts.
Een museumstuk?
De theemuts is een voorwerp dat met één been in het verleden, het ander in het heden staat. Toekomst lijkt de theemuts niet te hebben. Tegenwoordig komt kokend water uit speciale kranen, of uit snelkokers. Een kopje thee heb je zo. De zakjes thee koopt men in grootverpakking vol voordeel, in duizenden smaakjes. Grote gezinnen zijn er nauwelijks meer. In gezelschappen kiest de meerderheid voor koffie of fris. Tijd voor thee bij het ontbijt neemt niemand meer. Een warme drank in de rust van een voetbalwedstrijd is nu een absurd idee. Dus waarom moeite doen om een ouderwetse pot thee warm te houden? En mocht je dit per sé willen, dan zijn er overal efficiënte thermoskannen te vinden. Die houden nog bij tien graden onder nul je thee warm. Ideaal langs een dichtgevroren meertje in de pauze van de ijspret. Misschien staat de theemuts wel met twee benen in het verleden.
En wel hierom is de verzameling uitgevonden. Een verzameling bestaat vaak uit bijzondere voorwerpen, die niet meer nodig zijn, of die inmiddels uit hun functie zijn ontheven, maar die de moeite waard zijn om te bewaren, om een verhaal uit het verleden te vertellen, of om hun schoonheid te kunnen blijven bewonderen. In de tweede helft van de negentiende eeuw richtte men zelfs professionele instellingen op, die zich gingen bezighouden met het bewaren, beheren en tentoonstellen van verzamelingen, namelijk musea. Het museum werd steeds belangrijker, en kreeg in de loop van haar bestaan zelfs de serieuze taak aangemeten, om haar verzameling up to date te houden. Het museum moet selecteren wat de moeite van het bewaren waard is. Het museum bewaard bedreigde objecten en behoed hen voor de vergetelheid.
Ik werk in een museum, en daar kwam een theemuts ter sprake. In een kerk, die bezocht werd om haar kunstbezit te inventariseren, was een theemuts aangetroffen, die gemaakt bleek te zijn van een door brand beschadigde kazuifel. Een kazuifel is het gewaad van een bisschop, een gewijd kledingstuk, waarvan de stof in dit geval zomaar gerecycled was om de thee in of rond de kerk warm te houden. Ons museum verzamelt kazuifels, vanwege het artistiek hoogstaande borduurwerk of vanwege de kerkhistorische waarde. Maar moeten ook theemutsen, al dan niet gemaakt van kerkelijke stoffen, door ons museum bewaard worden?
Een veelvoorkomend probleem in het land der musea. Wat moet bewaard worden en wat kan weg? Alle bedreigde voorwerpen zijn weerspiegelingen van ons gedeelde verleden. De door de eeuwen heen door grote groepen Nederlanders gebruikte voorwerpen zijn soms minder zichtbaar dan de kunstwerken van hoge artistieke kwaliteit, maar zijn een wezenlijk onderdeel van onze cultuur geweest. Juist het alledaagse was overal aanwezig in het verleden. De gewoonste voorwerpen hebben geholpen om het heden te vormen.
Maar betekent dit dat elk cultuurobject moet worden doorgegeven aan komende generaties, of kunnen we sommige zaken met een gerust hart vergeten? Of verliezen we dan onbewust belangrijke informatie uit het verleden? Is theedrinken, en alles wat daarbij komt kijken, een onbeduidend detail in het licht der eeuwigheid? Of laat onze cultuur zich juist tijdens het theeritueel kennen? Een antwoord op dergelijke vragen bestaat niet. Een conservator in een museum selecteert op basis van (kunst)historische argumenten, maar ook naar eigen mening. Hij bepaalt met collega’s wat belangrijk is en wat niet. Hij maakt de geschiedenis, die de komende generaties gaan zien. Een zware en verantwoordelijke taak.
Art doesn’t last.
De kunstenaar kan gelukkig wat experimenteler te werk gaan, en meer op gevoel. Een kunstenaar kan accepteren dat aan alles een einde komt, dat alles wat ontstaat ooit weer verdwijnt. Marlieke Overmeer zag de theemutsen, die ze ontmantelde, als een metafoor voor de ondergaande zon, als iets dat voorbij aan het gaan is. Als afscheid nemen. De theemuts gaat voorbij. Zoals alles voorbij gaat. We kunnen denken aan wat één van de beste kunstenaressen van de twintigste eeuw, Eva Hesse (1936-1970), ooit zei over het vergaan van haar kunstwerken, terwijl ze zelf dodelijk ziek was: “life doesn’t last, art doesn’t last, it doesn’t matter.
Het theemutsenproject van Marlieke is voorbij. De tentoonstelling is afgelopen, de bezoekers zijn vertrokken, de boeken zijn verkocht. En nu, beste lezer: Moet een museum de overgebleven kunstwerken kopen, om dit project door te geven? Of is de theemuts nu voorgoed verleden tijd?
Lennart Willems is dit kalenderjaar afgestudeerd als kunsthistoricus aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij werkt op de afdeling Erfgoed in Kerken en Kloosters van Museum Catharijneconvent in Utrecht en hij schrijft over wat hij tegenkomt in kunstgalerieën, op tentoonstellingen en achter de schermen bij musea.