Speels en diep ernstig
De (schilder)kunst van Marlieke Overmeer
Neem plaats, lezer, en kijk op uw gemak naar de geschilderde panelen in deze kleine papieren expositie. Stel u bij de in zwart-wit opgenomen illustraties een rijk kleurenpalet voor; diepe roden, blauwen in vele schakeringen, warme gelen, zo kleurrijk als de kaft is. Een heel jaar lang zullen de teksten van Streven zich ophouden in de beschutting van een paneel uit de reeks Vaas en bloem van Marlieke Overmeer[1]; elf panelen die speciaal voor het blad gemaakt zijn. Steeds treft u er vazen, kommen, schalen op aan en nu eens krachtige, dan weer schuchtere maar altijd dynamische stengels met bloemen in de knop, bloemen in volle glorie, bloemen in verval. Eerst één, hier bij het eerste nummer, dan twee, vijf, acht … tot uiteindelijk elf duidelijk onderscheiden elementen op het laatste paneel.
Wat heeft het te betekenen? Betekenen deze afbeeldingen – en betekenen de stoeltjes, de gestapelde kopjes meer dan dat we zien? Dat de tafeltjes-met-theepotten en die wonderlijke kappen (haardrogers? theemutsen?) daarboven iets ‘betekenen’ en iets willen onthullen of juist iets willen achterhouden, dat ligt wel voor de hand. Portret heet het geheel (fig. 3) – dat maakt nieuwsgierig. Maar die eenvoudige vormen? Stoel, vaas, bloem, kom, bekken …? Is het niet voldoende die gewoon te zien en voor lief te nemen? In zekere zin: ja, dat is genoeg.
Maar de kunstenaar heeft daarbij een en ander te zeggen – en zo heeft gaandeweg schrijfster dezes die veel van Overmeers werk houdt en die met haar op zoek is gegaan naar de ‘woorden bij de beelden’ (of: de woorden voor die beelden) dat ook. Misschien zou je de kunst van Overmeer typische vrouwenkunst kunnen noemen; misschien zijn de beste verstaanders ook vrouwen. Misschien zou dat kunnen betekenen dat er een zekere frictie ontstaat tussen deze omhullingen en dit blad, met die mannelijke titel: ‘streven’, en deze steeds wisselende groep van meest mannelijke redacteuren en auteurs. Die frictie opmerken, tot thema nemen; haar laten bestaan èn vruchtbaar maken; daar is het de kunstenaar ondermeer om te doen.
Toen Herman Simissen, hoofdredacteur van Streven en ik Marlieke Overmeer opzochten in haar vorige atelier, een ruimte hoog bovenin de voormalige Dobbelmanfabriek in Nijmegen (de zeepfabriek, waar rondomheen het al decennialang alle dagen geurde naar maandag-wasdag), waren we meteen onder de indruk van de speelsheid èn de ernst van haar werk. Speelsheid en ernst, luchtigheid en zwaarte, die niet alleen zichtbaar zijn in de uiteindelijke producten maar ook in het proces dat eraan voorafgaat. In het atelier, die dag, zien we voltooide doeken en panelen met opmerkelijk veel afbeeldingen van theepotten en theemutsen. Maar op de ezel staat ook het bijna voltooide werk Hoop voor de reeks ‘kardinale deugden’ die zij en twee anderen maken voor de Nijmeegse studentenkerk. Een dapper, wonderlijk oplichtend zeilscheepje op een diep-zwarte zee, onder een inkt-zwarte lucht.
Elders in het fabrieksgebouw laat ze de installatie zien waaraan ze werkt in het kader van de grote expositie De Zeepunie Verreist in de voorzomer van 2005 die de kunstenaars van het collectief De Zeepunie voorbereiden naar aanleiding van het vertrek uit de zeepfabriek, waar ze dan drie jaar onder dak zijn geweest. Overmeer bouwde een carrouselachtige constructie, vier meter in doorsnee, met honderd sponsen oplopend en dus ook weer aflopend van hard naar zacht, hoekig en rond, schurend en strelend – in iets dat je een dialoog kunt noemen of: een voortdurend gesprek over schoonmaken, uitwissen, behoeden, dankbaarheid, weemoed, loslaten en weer iets nieuws gaan beginnen. Die installatie, Respons, werd letterlijk en figuurlijk gedragen door verzen uit Prediker die rondom op de vloer werden geschilderd: ‘Alles heeft zijn uur / Alle dingen onder de hemel hebben hun tijd / Er is een tijd om te planten en een tijd om wat geplant is te oogsten / Een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen / Een tijd om stenen weg te gooien / En een tijd om stenen te verzamelen / Een tijd om te zoeken en een tijd om te verliezen / Een tijd om te bewaren / En een tijd om weg te doen.’
Verschijnsel Theemuts
‘Gedurende de drie jaar binnen de Zeepunie‘, zo Overmeer, ‘waren Sonja Hillen, Olivera Micoviç en ik de enige kunstenaars die ook moeder van jonge kinderen waren. Na verloop van tijd viel het op dat wij als eersten aanwezig waren, meteen nadat we onze kinderen naar school hadden gebracht, en dat we vaak ook weer opbraken als de anderen aan het werk togen. Dan moesten die kinderen immers weer naar huis gehaald, moest er brood zijn en thee, werden er andere eisen aan ons gesteld. Eenzelfde partoon tekende zich af bij de avondlijke vergaderingen van het collectief. Gaandeweg, sprekend over kunstenaar- en moederschap en over de zaken die ons inspireerden of juist belemmerden, maakten we de vormen, de attributen, de kwaliteiten die van oudsher bij de vrouw- en moederbeelden hoorden tot motieven in een thematisch geheel: bron, bekken, baarmoeder; omhulling, dorstlessing; theepot, theemuts … Serieuze beelden maar niet zonder ironie.’
Zo ontspon zich Verschijnsel theemuts [2]. Een vermakelijke en licht verontrustende, zowel hartverwarmende als confronterende verzameling van verbeeldingen van de rollen die vrouwen en moeders innemen, toebedeeld krijgen of voor zich opeisen. Rollen waarin ze zich met liefde schikken, die ze aanvaarden en beamen, die ze verdedigen, waarover ze zich gedurig het hoofd breken, die soms verstikken en vaak vreugdevol zijn, die gedurig in een spanningsvolle verhouding staan. Maar die steeds als zodanig bron van inspiratie zijn. ‘Dat laatste wordt vaak vergeten’ zegt Overmeer. ‘In die zin is onze kunst niet feministisch. Ze klaagt niet aan, ze is niet verongelijkt, wil niets rechtzetten. Ze is zich integendeel juist bewust van de rijkdom van de vele mogelijkheden. In onze verbeeldingen zoeken we naar de voedingsbodem ervan; deze kunst tracht te ont-dekken dat de bronnen van waaruit wij leven èn de bronnen die wij steeds voor anderen vormen uiteindelijk één en dezelfde zijn: deze vrouw, dit lichaam, deze creatieve, voedende en ontvankelijke geest. Het is niet voor niets dat het symbool van de graal me gedurig bezighoudt en dat de vorm daarvan als motief steeds opduikt in mijn werk. Zoals ook het motief van de stoel, de zetel; uitnodigend, omhullend, stevigheid biedend – en tegelijkertijd: kunnende loslaten. Al die rollen en functies zijn “waar”, zoals ook de verbeeldingen ervan dat zijn; de ene niet meer dan de andere.’
Aandachtige antwoorden
Steeds wanneer Marlieke Overmeer en ik spreken over haar werk en over de beelden die ze wil vatten en oproepen, is er bij mij de associatie met wat ik begrijp als Benedictijnse spiritualiteit. Of met wat ik daarvan versta op grond van de herhaalde lezing van Wil Derkse’s Een levensregel voor beginners. [3] Benedictus, en met hem Derkse (ook hij overigens redacteur van Streven), benadrukt als een milde vader steeds het ‘gehoorgeven–aan’, het aandachtig, gehoor-zaam, ontvankelijk luisteren-naar het appèl dat mensen tot je richten. Mensen met wie je door geboorte, door toeval, keuze, belofte, door welk engagement dan ook, verbonden bent. Niet alleen de mensen: ook de dingen, de ruimten, alle fenomenen. En niet alleen een open oor is gevraagd, zeker ook: een open oog, een ontvankelijke blik. En niet in de laatste plaats: de liefdevolle bereidheid in alles het goddelijke te zien en in al de eigen activiteiten Gods lof te zingen.
Kijk nog eens naar de stapel kopjes – en zie dan zowel een geschilderd paneel als de reëele stapel die daar op het aanrecht staat. Gastvrije, lavende bronnetjes – nu wachtend om afgewassen te worden. Het zetten van de thee, het schenken en het drinken, het hanteren van de vatenkwast … Het prepareren van het paneel, het hanteren van het penseel, het exposeren, de zakelijke transactie bij de verkoop … Al die handelingen vragen hun eigen tijd, hun eigen aandacht, een eigen ja-woord, hun eigen toegewijde ernst.
Die Benedictijnse (en daarmee ook: die religieuze en heiligende) aandacht zie ik in het werk en in het werken van Overmeer.
Wat daar ook steeds weer zichtbaar is, is dat wat Benedictus bij herhaling benadrukt: ‘weet dat je in de rollen en taken die je in het leven te vervullen krijgt blijvend een beginner zult zijn; alles moet steeds opnieuw weer worden opgenomen en be-aamd, in een voortdurend hier en nu.’ Zo is het met het moederschap (want: wie weet al hoe het zal zijn wanneer het meisje haar eerste stappen zet – en valt? of wanneer het kind naar school gaat – en daar meer om rekenen dan om tekenen geeft? wanneer de dochter thuiskomt met haar eerste liefde of de eerste breuk in haar hart?), zo is het met het kunstenaarschap. Kunstenaar zijn of moeder: het kunnen tegenstellingen lijken maar ze hoeven elkaar niet in de weg te staan. Het zijn scheppende wijzen van bestaan die elkaar wederzijds bevruchten, wanneer je althans de bereidheid hebt niet weg te lopen van je roeping in de meest ruime zin van het woord. Zoals ook vaderschap (of: paterschap) en kunstenaarschap elkaar niet hoeven bijten. Ze vragen een durende creativiteit en een voortdurend antwoorden aan wat zich aandient. Ze zijn lavend en dorstig beide. Of, in een kleine variatie op psalm 1: Als een boom is zij, wortelend waar water stroomt, die vrucht draagt in het seizoen: / haar gebladerte zal niet verdorren ./ Tot ontplooiing komt al wat zij doet.
Eindnoten
1 Marlieke Overmeer is schilder en maker van installaties en kleine objecten. Voor Streven maakte zij een reeks van elf schilderijen: Bloem, vaas (acryl op paneel, 30 x 30 cm.). Zie voor meer van werk & activiteiten haar website: https://www.marliekeovermeer.nl
2 Verschijnsel Theemuts, een groepsexpositie van Marlieke Overmeer, Sonja Hillen en Olivera Micoviç was eerder te zien in Museum Het Valkhof in Nijmegen, in het Centrum Beeldende Kunst Arnhem – en zal tot 22 januari 2006 te zien zijn in Centrum Beeldende Kunst in Tiel. Zie ook: www.theemuts.net.tf.. De installatie Portret, zie fig. 3, verwijst naar de drie kunstenaars en naar hun gemeenschappelijk project. Een citaat uit de aankondigingen bij de expositie: ‘Tussen werk en theemuts gaat het om schakelen en improviseren, ondersteunen en verbinden, rauwheid en erotiek, eigen wil en beschikbaarheid’.
3 Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven. Lannoo, Tielt, 2000.
KUNSTWERKEN: Marlieke Overmeer.
Figuur 1: Be my guest, olie op doek, 24×30 cm
Figuur 2: Stelt, olie op doek, 50×70 cm
Figuur 3: Portret, installatie
Figuur 4: Kops , olie op doek, 80×100